Zorgvisie

Zorg op school

2.2.1 Achtergronden bij het zorgbeleid

In elke school zijn er kinderen die bijkomende aandacht vragen. Deze kinderen stellen de school voor de boeiende uitdaging om antwoorden te formuleren op hun specifieke hulpvragen. Het zorgbeleid moet ervoor zorgen dat er voortdurend afstemming wordt gezocht tussen het pedagogisch-didactische aanbod en de behoeften van leerlingen.

Planmatig en gelijkgericht werken aan een zorgzame school kenmerkt de zorgbrede school. Differentiatie is hierin een belangrijk uitgangspunt om tegemoet te komen aan de noden en de mogelijkheden van de kinderen. Kwaliteitsvol onderwijs veronderstelt het uittekenen van een leerroute die aanvangt bij de beginsituatie van de kinderen. Leraren zullen de haalbaarheid van de doelstellingen nagaan die ze al dan niet met hun kinderen kunnen bereiken, over hun instructiewijzen, over het gebruik van (ortho-)didactische materialen, over de diverse groeperingvormen, … Leraren reflecteren m.a.w. kritisch op het onderwijsaanbod in functie van de leervraag. Belangrijk hierbij is dat leraren zicht houden op de ontwikkelingen en leerevoluties.

De school die haar onderwijsleerproces ent op de specifieke ontwikkelingsnoden van haar leerlingen, gaat een fundamenteel engagement aan. Vanuit haar historiek, haar draagkracht, haar instroom, … zal de school autonoom een antwoord formuleren op de hulpvragen van kinderen.

Het vergt planmatig overleg, coördinatie, gelijkgerichtheid, gezamenlijke verantwoordelijkheid, … om in teamverband de leerlingenzorg uit te bouwen.

We hanteren hierbij de principes van handelingsgericht werken:

– de onderwijsbehoeften van onze leerlingen staan centraal

Wat heeft deze leerling, van deze ouders, in deze klas, bij deze leerkracht

op deze school nodig?

afstemming en wisselwerking

Welk effect heeft mijn aanpak op deze leerling en hoe kan ik mijn aanpak

beter afstemmen op wat deze leerling nodig heeft?

de rol van de leerkracht

Door extra aandacht, aangepaste materialen en betekenisvolle taken

kunnen een positief effect hebben op zowel leerprestaties als sociaal –

emotioneel functioneren van leerlingen.

positieve aspecten van het kind zijn belangrijk

We proberen hier vanuit de talenten van de leerling te werken.

constructieve samenwerking

Samenwerking tussen kind, ouders, leerkrachten en school is

noodzakelijk.

doelgericht handelen

Waar willen we naartoe en wat hebben we daarvoor nodig?

– we werken systematisch, in stappen en transparant

We maken afspraken over wie doet wat, waarom, waar, hoe en wanneer?

De uitbouw van een zorgbeleid in een school veronderstelt het uitvoeren van zorgtaken op drie niveaus:

  1. zorginitiatieven op het niveau van de school, desgevallend op het niveau van de scholengemeenschap;
  2.  het ondersteunen van het handelen van de leerkrachten;
  3. het begeleiden van de leerlingen.

De opsplitsing van het zorgbeleid in de drie niveaus is kunstmatig. Een goed zorgbeleid kenmerkt zich door een geïntegreerde aanpak. Indien men zich enkel op één deelaspect zou focussen, doet men de leerlingenzorg tekort.

Scholen verschillen van elkaar wat hun zorgcultuur en -structuur betreft. De startposities van scholen is ongelijk.  We gaan uit van een continuüm van zorg waarbinnen we een aantal zorginterventies onderscheiden.

Bij het overleg tussen de groepsleraar en de verantwoordelijke(n) voor de zorgcoördinatie moeten zij hun deskundigheid op elkaar afstemmen. Vanuit deze gedeelde deskundigheid en verantwoordelijkheid kunnen zij oplossingen zoeken en acties ondernemen. Het succes van de samenwerking wordt mee bepaald door de mate waarin de groepsleraar de samenwerking als een ondersteuning ervaart voor zijn directe werk met de leerlingen in de klas. Het is van groot belang dat de groepsleraar de ideeën die vanuit de zorgcoördinatie worden aangedragen, als waardevol ervaart en zich mee verantwoordelijk voelt voor de uitvoering ervan. De samenwerking wordt best zo dicht mogelijk bij de klaspraktijk georganiseerd.

Interne begeleiding van de groepsleraar is geen gemakkelijke taak. Samenwerking veronderstelt een basisvertrouwen tussen de groepsleraar en de coördinator. Als op langere termijn voldoende vertrouwen in de opdracht vanuit de zorgcoördinatie is opgebouwd, ontstaan meer mogelijkheden om de begeleidingstaak doelgerichter op te nemen. Ook het perspectief om de coördinatietaken gedurende een voldoende lange periode waar te nemen, is belangrijk. Wisselingen zijn nadelig voor het doelmatig uitvoeren van deze opdracht.

Indien problemen de draagkracht van de groepsleraar overstijgen, kan vanuit de uren zorgcoördinatie begeleiding van leerlingen worden opgenomen. De begeleiding kan individueel of in groep gebeuren en vindt zoveel mogelijk in de klas plaats: klasinterne differentiatie!

Daar waar de begeleiding in de klas niet volstaat, kan het kind individueel begeleid worden, ook buiten de klascontext. Door het opbouwen van specifieke expertise, kan men vanuit de zorgcoördinatie op die manier tegemoet komen aan specifieke vragen. Zo kunnen scholen in dit kader ook blijven opteren voor het aanvullend inschakelen van remediërend onderwijs. De klemtoon dient evenwel te liggen op preventie in de klas. Een goede preventie is geënt op de kennis en de ervaring die je verkrijgt door het remediërend omgaan met en het begeleiden van kinderen. Preventie en remediëring gaan hand in hand.

Indien de voorgaande interventies onvoldoende zijn, kan men externe hulp inschakelen.

Het Centrum voor Leerlingbegeleiding is een belangrijk aanspreekpunt. Ervaring leert dat de communicatie met het CLB soepel verloopt wanneer de school over een aan de school verbonden contactpersoon beschikt. Samenwerking met het buitengewoon onderwijs kan externe expertise in de school binnenhalen. Het ON heeft hier meermaals een hefboomfunctie vervuld. Daarnaast is het mogelijk ook met andere sectoren zoals welzijn en justitie (jeugdrechtbank) samen te werken. Met privé-hulpverlening daarentegen dient men behoedzaam om te gegaan.

Wanneer het continuüm van zorg in de basisschool niet volstaat om het kind voldoende ontwikkelingskansen te bieden, kan een gerichte en verantwoorde doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs plaatsvinden.

In heel dit zorgcontinuüm zijn ouders een belangrijke partner.

Ouders en school hebben allebei hetzelfde belang en dat is het welzijn van het kind.

We hechten veel belang aan ouderbetrokkenheid en – participatie.

2.1.1.1  Zorginitiatieven op niveau van de school

Wie het coördineert, is zichtbaar aanwezig op de school en maakt deel uit van het schoolteam. Zij is het aanspreekpunt voor zowel leerlingen, leerkrachten, ouders, externe hulpverleners, …

Coördinatie veronderstelt niet alleen dat men zeer goed op de hoogte is van de noden van leerlingen en leerkrachten, maar ook dat men weet waar men samen naartoe wil en op wie men daarvoor beroep kan doen, zowel intern als extern. Een beleid ontwikkelen vanuit een door het schoolteam gedragen visie en gezamenlijke doelgerichtheid is hierbij onontbeerlijk.

Coördinatie van het zorgbeleid houdt ook in dat men overleg organiseert. Het is belangrijk dat pedagogische-didactische knelpunten bespreekbaar worden gemaakt en dat wordt gezocht naar een gelijkgerichte aanpak binnen de school.

Complementair aan het intern overleg is de organisatie van de samenwerking met externen. Het stimuleren van de ouderbetrokkenheid en het bevorderen van de communicatie met de ouders krijgen binnen een zorgbeleid specifieke aandacht.

De verantwoordelijke voor de zorgcoördinatie verzorgt de brugfunctie naar het CLB dat de school begeleidt. Ervaring leert dat communicatie met het CLB vlotter verloopt wanneer de school over een rechtstreekse contactpersoon beschikt. Ook via samenwerking met het buitengewoon onderwijs kan expertise in de school worden binnengehaald.

Deze coördinatiefunctie betekent in een school duidelijk een meerwaarde voor het beleid. Het mag echter niet de indruk wekken dat de directeur ontslagen wordt van zijn pedagogische opdracht. Het onderwijskundig leiderschap van een school blijft een opdracht van de directeur, zij het dat hij voor het zorgbeleid wordt bijgestaan door zijn team. Het is niet onbelangrijk voldoende oog te hebben voor de positie en de rol van deze interne begeleiders. Ervaring heeft immers geleerd dat wie in het verleden vanuit extra uren een opdracht kreeg, vaak geïsoleerd bleef staan tegenover het team. Het doorbreken van deze weerstanden vergt wellicht heel wat bijkomende vaardigheden inzake het begeleiden van veranderingsprocessen en relationele bekwaamheden.

2.1.1.2  Ondersteunen van het handelen van de leerkracht

Naast het coördineren van het zorgbeleid op schoolniveau worden de leerkrachten ook daadwerkelijk geholpen in hun praktijk.  Dit kan zowel met het oog op preventieve als remediërende interventies, zowel met de groep als met individuele leerlingen.  Een soepele organisatie, met meer of minder doorbreken van de uniforme jaarklas, vraagt immers een sterk gedifferentiërend vermogen van de leerkrachten.  Zij worden hierin collegiaal gecoacht en ondersteund: bijvoorbeeld door middel van didactische suggesties, participatie bij de observatie en probleemanalyse.

2.2.2 Begeleiding van leerlingen

Binnen het zorgbeleid moet er ook aandacht zijn voor de begeleiding van individuele leerlingen. Complementair aan de coaching van de leerkracht en de coördinatie van het zorgbeleid wordt ervoor gezorgd dat kinderen de extra ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.  Uitvoeren van handelingsplannen, individuele remediëring bij hardnekkige lees-, reken- en schrijfproblemen, momenten van training van basisvaardigheden, extra stimulering van motoriek, e.d. behoren tot de mogelijkheden. Dit gebeurt vaak vanuit een specifieke deskundigheid.  Wanneer het probleem de draagkracht of klasgroep overstijgt, kan het zorgbeleid via enkele gerichte interventies tijdelijk worden overgenomen buiten de klascontext.

De eerstelijnszorg door de (klas)leerkracht en de aanvullende expertise van de persoon of personen met een zorgopdracht vullen elkaar op die manier aan.

Voorbeelden van mogelijke zorgtaken:

  • Coördinatie van het zorgbeleid op schoolniveau:
  • ‘zichtbaar ‘ aanspreekpunt zijn voor elke zorgvraag in de school (vanwege leerlingen, leerkrachten, ouders…)
  • organiseren en coördineren van de curriculumdifferentiatie voor individuele leerlingen of voor groepen van leerlingen (=differentiatie naar doelen, inhouden, werkvormen, evaluatie, tempo….)
  • organiseren en ondersteunen van gedifferentieerde leertrajecten.
  • introduceren en ondersteunen van het gebruik van een leerlingvolgsystemen met de verkregen informatie aan de slag.
  • organiseren van de registratie van nuttige informatie over de leerlingen en dit toegankelijk maken voor alle betrokkenen
  • organisatie van het intern (multidisciplinair) zorgoverleg
  • organisatie van de contacten met externen (CLB, gespecialiseerde diensten, welzijnssector, opleiders en nascholers…)
  • uitbouwen van een netwerk van personen, diensten en scholen waarmee kan samengewerkt worden en/of waar ondersteuning kan gevonden worden
  • inrichten van een toegankelijk documentatiecentrum
  • stimuleren van de ouderbetrokkenheid
  • organiseren van de contacten met ouders
  • zelfevaluatie van het zorgbeleid

Ondersteuning van het handelen van de leerkracht

  • didactische suggesties geven inzake omgaan met diversiteit (=preventief vermijden dat het onderwijsgedrag achterstanden en/of problemen genereert)
  • hulpmiddelen aanreiken inzake detectie en probleemanalyse
  • ondersteunen via een handelingsgerichte diagnostiek
  • samenwerken aan het opstellen van een handelingsplan
  • samen zoeken naar oplossingen en interventies
  • samen opvolgen en evalueren van de interventies en van de algemene aanpak
  • collegiale coaching van leerkrachten

Leerlingbetrokken taken

  • hulp bij leer –of gedragsproblemen aan individuele leerlingen of aan groepjes leerlingen
  • (samen) uitvoeren van de handelingsplanning
  • versterken van het welbevinden van de leerling

B. Organisatorisch gedeelte

2.2.3 Algemene gegevens zorgteam

Zorgcoördinator: Erika Tritsmans

Coördinator Koala: Joeri Helaers

Coördinator beleid / SES kleuter: Nathalie Vleminckx

Coördinator beleid / SES lager: Lucie Coppin

Consulter CLB: Hilde Laureyns

Trajecter CLB: Julie Jenné en Miriam Standaert.

Medisch team CLB: Christina Campana en Liesbet Rubens ( arts)

2.2.4 Visie op zorg in de school

Het schoolteam is van mening dat zorg op school een noodzaak is. Je staat er als titularis niet alleen voor om de zorgopdracht tot een goed einde te brengen. Zorg op school betekent “teamwork”.

Samen met de zorgcoördinator, de CLB-medewerkers, de SES-leerkracht, ouders, externen en de directeur wordt de zorg voor elk kind bekeken.

Toch zijn we van mening dat de hoofdverantwoordelijkheid bij de titularis ligt. Hij of zij is immers de persoon die het kind het beste kent.

We zijn als team van mening dat welbevinden en betrokkenheid van het kind de basis is voor de start van een goed zorgbeleid op school.

Tevens acht het team het zeer belangrijk om de beginsituatie van elk kind goed te controleren. Aan de hand van de leerlingendossiers bekomen de leerkrachten heel wat informatie over de kinderen. In het begin van het schooljaar worden deze dossiers besproken en overgedragen aan de nieuwe klastitularis. De regie hiervan ligt bij de zorgcoördinator.

Kinderen met leerproblemen worden zoveel mogelijk tijdens de les geholpen. De kleuterleidsters zullen het vrij spel in de namiddag aangrijpen om kinderen die in de zorgbreedte vertoeven zoveel mogelijk te helpen.

Ook tijdens de lessen zal door het gebruik van groeperingsvormen waar de andere kinderen zelfstandig aan het werk gezet worden zoveel mogelijk aan zorg worden gedaan. Uiteraard zijn we ons ervan bewust dat dit niet bij elke activiteit kan gebeuren.

In de lagere school opteert men om de zwakken zoveel mogelijk te helpen in de les. Het is belangrijk om herhalingsmomenten in te lassen en verschillende groeperingsvormen toe te passen ( 3 sporen beleid, zelfstandig werken in groepen, … ) die het de leerkracht mogelijk maken om extra aandacht te besteden aan de zwakkere leerlingen.

Er werd afgesproken om speeltijden niet te gebruiken om remediërend te gaan werken met kinderen. Ieder kind heeft trouwens recht op tijd om te spelen.

We mogen echter de sterke leerlingen niet vergeten. Ook aan hen moet extra zorg besteed worden. Voor leerlingen die snel werken, moet er een uitdagende opdracht voorzien worden.
Voor sterke leerlingen werken we met een TWIST-traject.

2.2.4.1 De zorgpiramide: acties binnen de verschillende fases

Zeer belangrijke fase waarin de meeste leerlingen zich bevinden.

De klastitularis is de belangrijkste spilfiguur, ze houdt de controle, differentieert, observeert en stuurt bij waar nodig binnen de eerstelijnszorg.

Binnen de fase van goede basiszorg verstaan we het goed kwaliteitsvol lesgeven.
Dit wordt bereikt door leerkrachten op regelmatige basis bij te scholen en het lesgeven via klasbezoeken en informele contacten op te volgen.

Van leerkrachten wordt immers verwacht binnen de klasgroep te differentiëren naar tempo, moeilijkheidsgraad en inhoud met oog voor elke leerling. Binnen de methode taal en rekenen is dit voorzien.

Op schoolniveau wordt er preventief aan deze basiszorg gewerkt door een aantal acties uit te stippelen. Hierbij wordt verwezen voor taal naar de acties binnen het taalbeleidsplan en voor rekenen naar de afspraken rond automatisatie.

op klasniveau:

    1. eerstelijnszorg met oog voor elk kind
    2. differentiëren naar tempo en inhoud ( driesporenbeleid )
    3. werkvormen:
      1. hoekenwerk
        1. tijd vrijmaken om met zwakkere en sterkere kinderen bezig te zijn
        2. vaardigheden ontwikkelen naar zelfstandig plannen en werken
      2. ondersteuning leerlingen door SES-leerkrachten: vnl. taalgerichte acties
  1. op schoolniveau
    1. ondersteuning leerkrachten door het zorgteam
    2. professionaliseren van de leerkrachten m.b.t. een brede zorgwerking
    3. acties m.b.t. taal:

– verteltassen
– woordenschat
– leesplezier en leesmotivatie

– groepjes volgens AVI leesniveau vanaf februari tot en met einde schooljaar ( minstens 1x per week)

    1. leren leren:
      – afspraken rond agenda / leren plannen
      – afspraken hoekenwerk
    2. leerlingvolgsysteem: afname testen en verwerking resultaten binnen zorg, terugkoppeling naar de klassen via digitaal systeem Broeckx.
    3. gezondheid: afspraken ongezonde voeding,  organiseren van wekelijkse fruitdag
    4. pesten: leerkracht is 1e verantwoordelijke, nadien zorgteam: nadruk op communicatie + opvolging
    5. werking speelplaats: verhoogd toezicht, speelkoffers, speelplaatsplan (afspraken/materiaal)
    6. schoolrekening wordt zo laag mogelijk gehouden voor de ouders (maximumfactuur)
  1. op schoolgemeenschapsniveau: geen

Binnen deze fase is er extra aandacht voor de zorgkinderen, de leerlingen met specifieke noden.

Op klasniveau vinden we een aantal acties met het oog op het remediëren van leerachterstand.

Op schoolniveau bestaat er binnen deze fase ook de mogelijkheid dat leerlingen individueel of in kleine groepjes door de SES-leerkracht worden ondersteund.
Tijdens deze interventies kan er zowel op vlak van rekenen als taal worden geremedieerd.

Alle klassen hebben een vast lessenrooster waarin deze momenten van extra zorg zijn vastgelegd.

De klasleerkracht overlegt met de SES – leerkracht mondeling over de inhouden van de begeleiding.

De klasleerkracht blijft eerstelijns verantwoordelijke wat betreft de zorgwerking in de klas, zowel klas – intern als extern is er binnen deze fase aandacht voor de zorgkinderen.

Voor elke leerling die binnen de extra zorg wordt opgenomen maakt de SES – leerkracht een begeleidingsfiche, deze wordt aan het digitaal leerlingdossier gekoppeld.

Er worden met alle SES – leerkrachten op regelmatige basis evaluatiemomenten gepland betreffende de werking, afspraken, …

De fase van verhoogde zorg is de zorg voor kinderen met specifieke noden. De verantwoordelijkheid voor deze zorg ligt nog steeds bij de school maar het CLB kan in deze fase ondersteunend werken.

Om tot goede interventies te komen in de fase van de verhoogde zorg staan onder andere de volgende elementen centraal:

  1. de onderwijsbehoeften worden zo goed mogelijk bepaald;
  2. er wordt rekening gehouden met de ondersteuningsbehoeften van leerkrachten en ouders;
  3. alle partners (leerkrachten ouders en kinderen)  worden betrokken;
  4. de maatregelen zijn concreet omschreven in het leerlingendossier en zijn meetbaar,… .

Binnen deze fase ligt de verantwoordelijkheid bij het CLB.

Samen met de school worden verdere afspraken naar begeleiding en aanpak besproken en dit volgens de procedure van handelingsgerichte diagnostiek. Concreet betekent dit dat zij informatie verzamelen, een intakegesprek met ouders organiseren, een strategie bepalen, eventueel verder onderzoek doen en hierna een haalbaar advies formuleert of informatie verstrekt.

In deze fase kunnen er o.a. na attestering ( dyslexie, dyscalculie,… ) maatregelen worden afgesproken.

Deze maatregelen worden steeds specifiek en op maat van de leerling besproken.

Het vastleggen van deze maatregelen gebeurt steeds in overleg met alle partijen ( school – ouders – CLB ) en worden bestendigd in een contract dat door de verschillende partijen worden ondertekend.

Vanaf deze fase wordt door het CLB een eigen leerlingendossier geopend in LARS. Het CLB volgt de procedure van handelingsgerichte diagnostiek, zoals vastgelegd in de protocollen van Prodia (www.prodiagnostiek.be).

In deze fase praten we over zeer gerichte doorverwijzingen na doorlopen van een intens traject waarbij werd gediagnosticeerd of waarbij HGD onderbouwde acties hebben geleid tot een overstap naar een school op maat.

Binnen deze fase kan alle informatie verzameld in voorafgaande fases belangrijk zijn. Voor een overstap naar het buitengewoon onderwijs of een school op maat is een proces van HGD steeds noodzakelijk.

Een overstap naar het buitengewoon onderwijs moet vanuit twee grote invalshoeken verantwoord worden (conform M-decreet):

  • De onderwijsbehoeften van de leerlingen;
  • Het aantonen dat de genomen maatregelen ontoereikend zijn en dat de noodzakelijke maatregelen disproportioneel zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen.

Het CLB doet in deze fase de communicatie naar de ouders/de leerling, maar steeds in aanwezigheid van de zorgcoördinator.

Na het doorlopen van de verschillende fases kan beslist worden de overstap naar het buitengewoon onderwijs te adviseren.
Dit advies komt er pas nadat alle stappen binnen de vorige fases geen resultaat meer opleveren.

Ouders worden bij deze stap door de coördinator begeleid. ( o.a. bezoek, aanwezigheid bij inschrijving,… )

2.2.4.2 Zorgoverleg

In het verleden doorliep de school per schooljaar 2 MDO’s. Tijdens het schooljaar 2018 – 2019 werd geopteerd om een try-out te doorlopen in functie van gestructureerd en doelgericht bespreken welke trajecten onze zorgleerlingen doorlopen.

Sinds het schooljaar 2019 – 2020 plannen we het zorgoverleg om de twee weken.

De data worden per schooljaar ingepland en gecommuniceerd naar de leerkrachten. Ondertussen wordt, sinds de samenwerking met het PCLB Limburg, er om de twee weken structureel zorgoverleg ingepland in aanwezigheid van zorgcoördinator en de consulter van het CLB. Op vraag of indien mogelijk sluit de directeur aan op deze overlegmomenten. Via het digitale leerlingdossier, specifiek via het document ‘MDO intakevragenlijst’, kunnen leerkrachten hun concrete zorgvragen richten aan de zorgcoördinator. Zij centraliseert al deze aanmeldingen en bespreekt waar noodzakelijk deze op de zorgoverlegmomenten.

Nadien volgt via het digitaal systeem een terugkoppeling in het leerlingdossier door middel van een volgfiche om de gemaakte afspraken te communiceren naar de betrokken leerkracht.

Alle acties (vb. klasobservatie, informatie en/of verslagen van diagnostisch onderzoek, verslag van oudergesprek,…) worden in het leerlingdossier bijgehouden.

2.2.4.3 Huistaakbegeleiding

Hiervoor werkt de school samen met VZW Auxilia en Huiswerkbrug Tienen, een vereniging van vrijwilligers die zich na de schooluren inzetten om leerlingen te begeleiden met het maken van huistaken, studeren van lessen,…

De begeleiding gaat door op het thuisadres van de aangemelde leerling.

De zorgcoördinator evalueert of de aanvraag terecht is. Zij neemt contact op met de verantwoordelijke (Mevr. Eliane Vansilegem) en bespreekt de aanmeldingen.

De verdere communicatie nadien verloopt tussen vrijwilliger en ouders.

2.2.4.4 Opstarten van een zorgbibliotheek

In de zorgbib van de school kunnen de leerkrachten boeken/materialen uitlenen die hulp kunnen bieden bij het zoeken naar een oplossing voor een probleem of om zich te verdiepen in de zorg voor de kinderen.

De zorgcoördinator zorgt voor een goede werking van de zorgbib en brengt de leerkrachten op de hoogte wanneer nieuwe werken werden aangekocht.

Ook de leerkrachten zelf kunnen suggesties geven aan de zorgcoördinator om werken aan te kopen. De zorgcoördinator pleegt hierover overleg met de directeur.

Werkwijze van de zorgbibliotheek:

  • de leerkracht noteert zijn naam, titel van het boek en de datum op een vooraf opgesteld document
  • de leerkracht mag het boek één week houden
  • eventueel kan de periode verlengd worden
  • bij het inleveren wordt er een kruisje geplaatst

2.2.4.5 Het leerlingvolgsysteem

De kleuterschool

Onze kleuterschool volgt de ontwikkeling van ieder kind op. Als de school bij jouw kind een probleem vermoedt, zal ze dat met jou bespreken. Je kunt natuurlijk ook zelf de leerkracht aanspreken als je je zorgen maakt.

Dit is één van de methoden waarmee een kleuterschool de ontwikkeling van een kind stap voor stap kan volgen. Een goed systeem houdt rekening met de ervaring van de kleuter (hoe hij zich voelt en in welke mate hij betrokken is bij het aanbod,…) en met wat het kind kan (welke stappen in de ontwikkeling het reeds bereikt heeft). Het nuttige van een volgsysteem is dat het naast regelmatige observatie en evaluatie van de kleuter, de klasleerkracht ook mogelijkheden aanreikt om de aanpak aan te passen aan de behoeften van de kleuter.

Doelgericht observeren:

Observeren in de kleuterschool is gericht kijken naar de interacties en activiteiten van kinderen, met als doel het welbevinden van elk kind te observeren, zodat leraren hen effectief kunnen ondersteunen en hun individuele ontwikkeling kunnen helpen ontplooien.”

Daarbij hanteren we een observatiesysteem aan de hand van observatiedoelen die, opgesteld door OVSG, afgeleid zijn van de ontwikkelingsdoelen.

Indien deze doelen, na herhalen, door de kleuter bereikt zijn, worden ze gekleurd. Niet bereikt blijft wit en niet bereikt op het einde van het schooljaar wordt zwart gekleurd.

Dit geeft ons een leidraad en een duidelijk beeld van de cognitieve en motorische vaardigheden van elke kleuter.

De doelen die op het einde van het schooljaar zwart gekleurd zijn, zullen opnieuw door de leerkracht en de zorgleerkracht worden opgenomen bij het schooljaar daaropvolgend.

Koala:

Kinderen van de derde kleuterklas leggen een koala-screening af. De koala-screening heeft als doel de taalvaardigheid van vijf jarige kleuters te evalueren.

Eventuele taalachterstand kan via de test vastgesteld worden voor ze naar het eerste leerjaar gaan. De koala-test wordt afgenomen tussen 10 oktober en 30 november.

De koala meet voornamelijk de luistervaardigheid in het Nederlands d.m.v. doe-, zoek- en kiesopdrachten.

De leerkracht beoordeelt hoe goed de kleuters de opdrachten begrijpen.

Na de screening worden de kleuters ingedeeld in 3 kleurgroepen;

  • Groen: kind begrijpt voldoende Nederlands en heeft voldoende aan de basishulp.
  • Oranje: kind begrijpt Nederlands niet zo goed en krijgt van de school extra hulp om Nederlands te ondersteunen in de vorm van een taalintegratietraject of volaardig alternatief.
  • Rood: Het kind begrijpt het Nederlands niet en zal intensief begeleid worden om Nederlands te leren.

De screening bepaalt niet of het kind volgend schooljaar naar het lager onderijs mag overgaan.

De lagere school

Als LVS kozen wij voor het LVS van VCLB, de Vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding uitgegeven door Garant. Binnen dit LVS testen we de leerlingen voor wiskunde, specifiek parate kennis.

Het LVS-VCLB is een model met drie opeenvolgende fasen of stappen.

In de eerste fase (Volgen en signaleren) gaat het om het continu volgen van alle leerlingen gedurende een langere onderwijsperiode. (bv. Van begin eerste tot einde zesde leerjaar van de lagere school) en om het periodiek signaleren van leerlingen die speciale onderwijsaandacht verdienen.

De gebruikte toetsen inspireren zich inhoudelijk op de nieuw uitgeschreven leerplannen en zijn genormeerd of geijkt op grote en representatieve groepen Vlaamse leerlingen voor wie deze leerplannen gelden.

In de tweede LVS fase (Analyse) worden de gesignaleerde leerlingen van nabij bekeken. Hierbij wordt een grondige analyse gemaakt door de zorgleerkrachten.

In een derde fase (Handelen) wordt ingegaan op de concrete vormen van hulp die passen bij elk van de omschreven problemen. De klastitularis ziet meteen hoe het verder moet met een leerling die ze wil ondersteunen. Wanneer problemen niet binnen de klasgroep kunnen opgelost worden, kan de hulp ingeroepen worden van één van de zorgleerkrachten.

De testen horend bij het LVS worden afgenomen door de coördinatoren. Dit vooral om er voor te zorgen dat de toetsen volgens op een objectieve en gestandaardiseerde manier afgenomen. De toetsen worden niet vooraf voorbereid.

Er wordt geopteerd voor 2 klassikale toetsen per schooljaar en per leerjaar.

De eerste afname in de maand februari omvat concreet:

  • toets automatisatie ( parate kennis) van het eerste tot en met het zesde leerjaar.
  • afname van algemene toets van twee verschillende leerjaren.

Op het einde van het schooljaar bestaat de afname enkel uit het automatisatie gedeelte voor rekenen en de toets spelling.

Op vraag van de leerkrachten of na afspraak op het zorgoverleg kan het algemene gedeelte van een aantal leerlingen afgenomen worden.

Voor het bepalen van het niveau wat technische leesvaardigheid betreft maken we gebruik van de AVI procedure. Na de overgangsperiode waarbij we van de oude naar de nieuwe AVI procedure zijn overgegaan, opteren we voor twee afnamen per schooljaar voor de klassen van het eerste tot en met het zesde leerjaar (midden en einde schooljaar).

De resultaten stellen ons in staat om de ontwikkeling van onze leerlingen op gebied van de technische leesvaardigheid over de leerjaren heen op te volgen. Mede op basis van deze toetsresultaten kunnen we het onderwijs op klas – en op schoolniveau volgen, evalueren en zo nagaan of onze school beantwoordt aan de doelstellingen die we nastreven.

Na bepaling van de resultaten biedt het ons de kans om leerlingen op hun maat en op hun leesvaardigheid te gaan begeleiden.

OVSG – toetsen in het zesde leerjaar

De OVSG-toets steunt op de OVSG-leerplannen voor het lager onderwijs. De vragen van de toets bevatten verwijzingen naar de leerplannen, maar ook de eindtermen waarop ze betrekking hebben. De toets vindt plaats op het einde van het zesde leerjaar.
Begin september worden de resultaten met het leerkrachtenteam besproken. Uit de analyse volgen gerichte actiepunten.

Schooleigen examens / toetsen

De school maakt ook gebruik van schooleigen examens en toetsen. In het zesde leerjaar worden in juni de OVSG toetsen afgenomen, aangevuld met enkele paralleltoetsen. ( zie overzicht )

Salto

Om het schooltaalbegrip van de kinderen te screenen maken we gebruik van Salto. In de loop van de maand september wordt deze test afgenomen bij de kinderen van het eerste leerjaar. Deze toets geeft aan of kinderen voldoende taalvaardig zijn om in het eerste leerjaar vlot tot leren te komen. De afname en niveaubepaling gebeurt door het zorgteam.

Vlaamse toetsen

De leerlingen van het vierde leerjaar nemen deel aan de Vlaamse toetsen. Deze worden digitaal afgenomen in het derde trimester. De toetsen focussen op Nederlands en wiskunde.

De resultaten worden door de klassenraad  meegenomen in hun globale beoordeling van de leerlingen, maar ze zijn niet het enige criterium voor de leerlingenevaluatie. Vlaamse toetsen

2.2.4.6 Het leerlingdossier

Elke leerling beschikt over een elektronisch dossier via Broeckx.

Hierin centraliseren we o.a. de GOK-gegevens, leerstoornissen, gedrags- en gezondheidsproblemen. Met behulp van individuele registratieformulieren proberen we inzicht te krijgen in de competenties en betrokkenheid van iedere individuele leerling.

Zo verwerken we de gegevens van het volgsysteem tot overzichtelijke documenten. We hebben ook mogelijkheden voorzien voor het voorbereiden van de zorgoverlegmomenten. Hierdoor kunnen de kinderen maximaal opgevolgd worden.

De problemen en acties zijn duidelijk zichtbaar samen met de gemaakte afspraken. Op de volgfiche van het individueel kind kunt u een overzicht krijgen van alle gesprekken en bevindingen die verzameld zijn via een zorgoverleg, klassenraad of individueel gesprek.

Op termijn kan dit dossier nog uitgebreid worden, het doel is om alle informatie betreffende onze leerlingen te centraliseren in één systeem.

2.2.4.7 Differentiatie in het curriculum

Na overleg met CLB, titularis, zorgcoördinator, ouders en directeur kan besloten worden dat een leerling voor een bepaald vak de lessen kan volgen in een lagere of hogere klas.

C. Gelijke onderwijskansenonderwijs

De SES-lestijden worden toegekend op basis van enerzijds anderstaligheid en anderzijds armoede-indicatoren. De school brengt per onderwijsniveau de leerlingenkenmerken in beeld. Zo stelt de school vast in welke mate zij hun beleid moeten richten op meertaligheid of kansarmoede of een combinatie van beide.

Een beleid gericht op het omgaan met meertaligheid focust zich onder meer op taal in de klas, taal op school en taal als communicatie.

Bij kansarmoede spelen heel wat factoren een rol: de thuissituatie, de opleiding van de ouders, de onderwijsgerichtheid van de ouders, het cultureel kapitaal (taalgebruik, sociale-vaardigheden, vrijetijdsbesteding, opvattingen en aspiraties, levensstijl, consumptiepatronen, taalvaardigheid) … al die factoren vragen om een gerichte aanpak. Te denken aan het onthaal van leerlingen en ouders, de klaspraktijk, de communicatie met ouders …

Een geïntegreerd beleid…

De keuzes gemaakt binnen het zorgbeleid en het gelijke onderwijskansen beleid worden op een geïntegreerde en planmatige wijze gerealiseerd (op school-, leraren- en leerlingenniveau).

(Zie ook: Visietekst leerlingenbegeleiding, Uitgangspunten voor een geïntegreerd zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid, Stappenplan voor een geïntegreerd zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid)

Er zijn drie SES-leerkrachten die klasintern / klasextern werken. De focus ligt op taal en kinderen uit een kansarm milieu, maar wanneer nodig kunnen zij hiervan ook afwijken.

In onderstaand taalbeleidsplan zijn de acties terug te vinden op school-,klas- en leerlingenniveau.

Maandelijks kan de invulling van de SES-lestijden herbekeken worden in overleg met de betrokken partijen.

D. Voorzieningen in het gewoon onderwijs voor leerlingen met een handicap of die leerbedreigd zijn, inclusief de samenwerkingsvormen met andere scholen van gewoon en/of buitengewoon onderwijs.

 

  • Materiële toegankelijkheid:

–           De schoolgebouwen kunnen voor leerlingen met een handicap toegankelijk gemaakt worden mits noodzakelijke haalbare aanpassingswerken.

–           De meeste lokalen bevinden zich op de gelijkvloers.

–           Speelplaats B biedt een (verplaatsbare) toegang voor rolstoelen.

  • Pedagogische toegankelijkheid:

–           De school zorgt voor overdrachtgegevens van de leerlingen en een

leerlingvolgsysteem.

–           Elke klasleerkracht zorgt voor differentiatiemogelijkheden en aangepast

contract – en hoekenwerk.

Binnen de verhoogde zorg kunnen leerlingen, die in het bezit zijn van een

attest of verslag, gebruik maken van maatregelen op maat.

–           Om het onderwijs aan leerlingen met een handicap te optimaliseren, is

communicatie belangrijk. Overleg met externe partners (logo, ergo,

revalidatiecentra, ON,…) op regelmatige basis is belangrijk.

–           De school zal ook aandacht besteden aan eventuele professionalisering om

meer inzicht te krijgen op een bepaalde problematiek.

  • Samenwerken met externen:

–           CLB Limburg

–           Leersteuncentrum CO

–           BUBAO Mariadal Hoegaarden (Type BA, Type 9)

–           BUBAO Ten Desselaer (Type 3, Type 9)

–           BUBAO Koninklijk Instituut Woluwe (Type 7, Type 9)

–           BUBOA Windekind (Type BA, Type 4)

–           BUBAO Ganspoel (Type 6)

–           Campus Woudlucht (Type 2 – 4 – 7 STOS)

–           Campus Kasterlinden (Type 2 – 4 – 6 – 7 STOS / 7 AUD)

–           Verschillende logopedisten regio Hoegaarden – Tienen

–           Verschillende groepspraktijken regio Tienen – Leuven

–           Revalidatiecentra DAT – Zeplin Lovenjoel

–           GHB – Afdeling MUCLA / COS / Ziekenhuisschool (Type 5)

–           CGG Tienen

–           Thuisbegeleiding Het Raster / Resonans

–           Dienst jeugd & gezin politie Getevallei

–           …