Zorgvisie

Zorg op school

Officieel gedeelte


Achtergronden bij het zorgbeleid

In elke school zijn er kinderen die bijkomende aandacht vragen. Deze kinderen stellen de school voor de boeiende uitdaging om antwoorden te formuleren op hun specifieke hulpvragen. Het zorgbeleid moet ervoor zorgen dat er voortdurend afstemming wordt gezocht tussen het pedagogisch-didactische aanbod en de behoeften van leerlingen. Planmatig en gelijkgericht werken aan een zorgzame school kenmerkt de zorgbrede school. Differentiatie is hierin een belangrijk uitgangspunt om tegemoet te komen aan de noden en de mogelijkheden van de kinderen. Kwaliteitsvol onderwijs veronderstelt het uittekenen van een leerroute die aanvangt bij de beginsituatie van de kinderen. Leraren zullen de haalbaarheid van de doelstellingen nagaan die ze al dan niet met hun kinderen kunnen bereiken, over hun instructiewijzen, over het gebruik van (ortho-)didactische materialen, over de diverse groeperingvormen, … Leraren reflecteren m.a.w. kritisch op het onderwijsaanbod in functie van de leervraag. Belangrijk hierbij is dat leraren zicht houden op de ontwikkelingen en leerevoluties.
De school die haar onderwijsleerproces ent op de specifieke ontwikkelingsnoden van haar leerlingen, gaat een fundamenteel engagement aan. Vanuit haar historiek, haar draagkracht, haar instroom, … zal de school autonoom een antwoord formuleren op de hulpvragen van kinderen. Het vergt planmatig overleg, coördinatie, gelijkgerichtheid, gezamenlijke verantwoordelijkheid, … om in teamverband de leerlingenzorg uit te bouwen.
We hanteren hierbij de principes van handelingsgericht werken:

  • de onderwijsbehoeften van onze leerlingen staan centraal
    Wat heeft deze leerling, van deze ouders, in deze klas, bij deze leerkracht
    op deze school nodig?
  • afstemming en wisselwerking
    Welk effect heeft mijn aanpak op deze leerling en hoe kan ik mijn aanpak
    beter afstemmen op wat deze leerling nodig heeft?
  • de rol van de leerkracht
    Door extra aandacht, aangepaste materialen en betekenisvolle taken
    kunnen een positief effect hebben op zowel leerprestaties als sociaal –
    emotioneel functioneren van leerlingen.
  • positieve aspecten van het kind zijn belangrijk
    We proberen hier vanuit de talenten van de leerling te werken.
  • constructieve samenwerking
    Samenwerking tussen kind, ouders, leerkrachten en is school is
    noodzakelijk.
  • doelgericht handelen
    Waar willen we naartoe en wat hebben we daarvoor nodig?
  • we werken systematisch, in stappen en transparant
    We maken afspraken over wie doet wat, waarom, waar, hoe en wanneer?

De uitbouw van een zorgbeleid in een school veronderstelt het uitvoeren van zorgtaken op drie niveaus:

  1. zorginitiatieven op het niveau van de school, desgevallend op het niveau van de scholengemeenschap;
  2.  het ondersteunen van het handelen van de leerkrachten;
  3. het begeleiden van de leerlingen.

De opsplitsing van het zorgbeleid in de drie niveaus is kunstmatig. Een goed zorgbeleid kenmerkt zich door een geïntegreerde aanpak. Indien men zich enkel op één deelaspect zou focussen, doet men de leerlingenzorg tekort.
Scholen verschillen van elkaar wat hun zorgcultuur en -structuur betreft. De startposities van scholen is ongelijk. We gaan uit van een continuüm van zorg waarbinnen we een aantal zorginterventies onderscheiden.

Bij het overleg tussen de groepsleraar en de verantwoordelijke(n) voor de zorgcoördinatie moeten zij hun deskundigheid op elkaar afstemmen. Vanuit deze gedeelde deskundigheid en verantwoordelijkheid kunnen zij oplossingen zoeken en acties ondernemen. Het succes van de samenwerking wordt mee bepaald door de mate waarin de groepsleraar de samenwerking als een ondersteuning ervaart voor zijn directe werk met de leerlingen in de klas. Het is van groot belang dat de groepsleraar de ideeën die vanuit de zorgcoördinatie worden aangedragen, als waardevol ervaart en zich mee verantwoordelijk voelt voor de uitvoering ervan. De samenwerking wordt best zo dicht mogelijk bij de klaspraktijk georganiseerd.

Interne begeleiding van de groepsleraar is geen gemakkelijke taak. Samenwerking veronderstelt een basisvertrouwen tussen de groepsleraar en de coördinator. Als op langere termijn voldoende vertrouwen in de opdracht vanuit de zorgcoördinatie is opgebouwd, ontstaan meer mogelijkheden om de begeleidingstaak doelgerichter op te nemen. Ook het perspectief om de coördinatietaken gedurende een voldoende lange periode waar te nemen, is belangrijk. Wisselingen zijn nadelig voor het doelmatig uitvoeren van deze opdracht.

Indien problemen de draagkracht van de groepsleraar overstijgen, kan vanuit de uren SES begeleiding van leerlingen worden opgenomen. De begeleiding kan individueel of in groep gebeuren en vindt zoveel mogelijk in de klas plaats: klasinterne differentiatie! Daar waar de begeleiding in de klas niet volstaat, kan het kind individueel begeleid worden, ook buiten de klascontext. Door het opbouwen van specifieke expertise, kan men vanuit de zorgcoördinatie op die manier tegemoet komen aan specifieke vragen. Zo kunnen scholen in dit kader ook blijven opteren voor het aanvullend inschakelen van remediërend onderwijs. De klemtoon dient evenwel te liggen op preventie in de klas. Een goede preventie is geënt op de kennis en de ervaring die je verkrijgt door het remediërend omgaan met en het begeleiden van kinderen. Preventie en remediëring gaan hand in hand.
Indien de voorgaande interventies onvoldoende zijn, kan men externe hulp inschakelen. Het Centrum voor Leerlingbegeleiding is een belangrijk aanspreekpunt. Ervaring leert dat de communicatie met het CLB soepel verloopt wanneer de school over een aan de school verbonden contactpersoon beschikt. Samenwerking met het buitengewoon onderwijs kan externe expertise in de school binnenhalen. Het GON heeft hier meermaals een hefboomfunctie vervuld. Daarnaast is het mogelijk ook met andere sectoren zoals welzijn en justitie (jeugdrechtbank) samen te werken. Met privé-hulpverlening daarentegen dient men behoedzaam om te gegaan.
Wanneer het continuüm van zorg in de basisschool niet volstaat om het kind
voldoende ontwikkelingskansen te bieden, kan een gerichte en verantwoorde doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs plaatsvinden.

In heel dit zorgcontinuüm zijn ouders een belangrijke partner.
Ouders en school hebben allebei hetzelfde belang en dat is het welzijn van het kind.
We hechten veel belang aan ouderbetrokkenheid en – participatie.

ZORGINITIATIEVEN OP NIVEAU VAN DE SCHOOL

Wie het coördineert, is zichtbaar aanwezig op de school en maakt deel uit van het schoolteam. Zij is het aanspreekpunt voor zowel leerlingen, leerkrachten, ouders, externe hulpverleners, …
Coördinatie veronderstelt niet alleen dat men zeer goed op de hoogte is van de noden van leerlingen en leerkrachten, maar ook dat men weet waar men samen naartoe wil en op wie men daarvoor beroep kan doen, zowel intern als extern. Een beleid ontwikkelen vanuit een door het schoolteam gedragen visie en gezamenlijke doelgerichtheid is hierbij onontbeerlijk.

Coördinatie van het zorgbeleid houdt ook in dat men overleg organiseert. Het is belangrijk dat pedagogische-didactische knelpunten bespreekbaar worden gemaakt en dat wordt gezocht naar een gelijkgerichte aanpak binnen de school.

Complementair aan het intern overleg is de organisatie van de samenwerking met externen. Het stimuleren van de ouderbetrokkenheid en het bevorderen van de communicatie met de ouders krijgen binnen een zorgbeleid specifieke aandacht.

De verantwoordelijke voor de zorgcoördinatie verzorgt de brugfunctie naar het CLB dat de school begeleidt. Ervaring leert dat communicatie met het CLB vlotter verloopt wanneer de school over een rechtstreekse contactpersoon beschikt. Ook via samenwerking met het buitengewoon onderwijs kan expertise in de school worden binnengehaald.

Deze coördinatiefunctie betekent in een school duidelijk een meerwaarde voor het beleid. Het mag echter niet de indruk wekken dat de directeur ontslagen wordt van zijn pedagogische opdracht. Het onderwijskundig leiderschap van een school blijft een opdracht van de directeur, zij het dat hij voor het zorgbeleid wordt bijgestaan door zijn team. Het is niet onbelangrijk voldoende oog te hebben voor de positie en de rol van deze interne begeleiders. Ervaring heeft immers geleerd dat wie in het verleden vanuit extra uren een opdracht kreeg, vaak geïsoleerd bleef staan tegeover het team. Het doorbreken van deze weerstanden vergt wellicht heel wat bijkomende vaardigheden inzake het begeleiden van veranderingsprocessen en relationele bekwaamheden.

ONDERSTEUNEN VAN HET HANDELEN VAN DE LEERKRACHT

Naast het coördineren van het zorgbeleid op schoolniveau worden de leerkrachten ook daadwerkelijk geholpen in hun praktijk. Dit kan zowel met het oog op preventieve als remediërende interventies, zowel met de groep als met individuele leerlingen. Een soepele organisatie, met meer of minder doorbreken van de uniforme jaarklas, vraagt immers een sterk gedifferentiërend vermogen van de leerkrachten. Zij worden hierin collegiaal gecoacht en ondersteund: bijvoorbeeld door middel van didatische suggesties, participatie bij de observatie en probleemanalyse.

13.1.3 BEGELEIDING VAN LEERLINGEN

Binnen het zorgbeleid moet er ook aandacht zijn voor de begeleiding van individuele leerlingen. Complementair aan de coaching van de leerkracht en de coördinatie van het zorgbeleid wordt ervoor gezorgd dat kinderen de extra ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Uitvoeren van handelingsplannen, individuele remediëring bij hardnekkige lees-, reken-en schrijfproblemen, momenten van training van basisvaardigheden, extra stimulering van motoriek, e.d. behoren tot de mogelijkheden. Dit gebeurt vaak vanuit een specifieke deskundigheid. Wanneer het probleem de draagkracht of klasgroep overstijgt, kan het zorgbeleid via enkele gerichte interventies tijdelijk worden overgenomen buiten de klascontext.

De eerstelijnszorg door de (klas)leerkracht en de aanvullende expertise van de persoon of personen met een zorgopdracht vullen elkaar op die manier aan.

Voorbeelden van mogelijke zorgtaken

Coördinatie van het zorgbeleid op schoolniveau:

  • ‘zichtbaar ‘ aanspreekpunt zijn voor elke zorgvraag in de school (vanwege leerlingen, leerkrachten, ouders…)
  • organiseren en coördineren van de curriculumdifferentiatie voor individuele leerlingen of voor groepen van leerlingen (=differentiatie naar doelen, inhouden, werkvormen, evaluatie, tempo….)
  • organiseren en ondersteunen van gedifferentieerde leertrajecten
  • introduceren en ondersteunen van het gebruik van een leerlingvolgsysteemen met de verkregen informatie aan de slag
  • organiseren van de registratie van nuttige informatie over de leerlingen en dit toegankelijk maken voor alle betrokkenen
  • organisatie van het intern (multidisciplinair) overleg
  • organisatie van de contacten met externen (CLB, gespecialiseerde diensten, welzijnssector, opleiders en nascholers…)
  • uitbouwen van een netwerk van personen, diensten en scholen waarmee kan samengewerkt worden en/of waar ondersteuning kan gevonden worden
  • inrichten van een toegankelijk documentatiecentrum
  • stimuleren van de ouderbetrokkenheid
  • organiseren van de contacten met ouders
  • zelfevaluatie van het zorgbeleid

Ondersteuning van het handelen van de leerkracht

  • didactische suggesties geven inzake omgaan met diversiteit (=preventief vermijden dat het onderwijsgedrag achterstanden en/of problemen genereert)
  • hulpmiddelen aanreiken inzake detectie en probleemanalyse
  • ondersteunen via een handelingsgerichte diagnostiek
  • samenwerken aan het opstellen van een handelingsplan
  • samen zoeken naar oplossingen en interventies
  • samen opvolgen en evalueren van de interventies en van de algemene aanpak
  • collegiale coaching van leerkrachten

Leerlingbetrokken taken

  • hulp bij leer –of gedragsproblemen aan individuele leerlingen of aan groepjes leerlingen
  • (samen) uitvoeren van de handelingsplanning
  • versterken van het welbevinden van de leerling

Organisatorisch gedeelte


Algemene gegevens zorgteam

zorgcoördinator: Erika Tritsmans

beleidsondersteuner: Nathalie Vleminckx ( kleuterschool ), Emilie Kinnaer ( lagere school )

psycholoog: Hilde Van Cuyck

maatschappelijk werker: Tim Ruysen

verpleegster: Mieke Van Bedts

schoolarts: Nancy Devogelaere

SES-leerkrachten: Nathalie Vleminckx ( KS ), Emilie Kinnaer ( LS ), Lucie Coppiani ( KS – lerarenplatform ), Marijke Vanhoebroek ( LS – lerarenplatform ), Dominique Withof ( LS )

Er werd geopteerd om te werken met 2 leerkrachten die halftijds tewerk zijn gesteld als beleidsondersteuner LS / KS in combinatie met halftijds een opdracht als SES-leerkracht.
Op die manier houden zij een goed zicht op de klaswerking, zijn ze onmiddellijk aanspreekbaar en behouden ze de voeling met de klasvloer.

Visie op zorg in de school

Het schoolteam is van mening dat zorg op school een noodzaak is. Je staat er als titularis niet alleen voor om de zorgopdracht tot een goed einde te brengen. Zorg op school betekent “teamwork”.
Samen met de zorgcoördinator, de CLB-medewerkers, de SES-leerkracht, ouders, externen en de directeur wordt de zorg voor elk kind bekeken.
Toch zijn we van mening dat de hoofdverantwoordelijkheid bij de titularis ligt. Hij of zij is immers de persoon die het kind het beste kent.

We zijn als team van mening dat welbevinden en betrokkenheid van het kind de basis is voor de start van een goed zorgbeleid op school.
Tevens acht het team het zeer belangrijk om de beginsituatie van elk kind goed te controleren. Aan de hand van de leerlingendossiers bekomen de leerkrachten heel wat informatie over de kinderen. In het begin van het schooljaar worden deze dossiers overhandigd aan de nieuwe klastitularis.

Kinderen met leerproblemen worden zoveel mogelijk tijdens de les geholpen. De kleuterleidsters zullen het vrij spel in de namiddag aangrijpen om kinderen die in de zorgbreedte vertoeven zoveel mogelijk te helpen.
Ook tijdens de lessen zal door het gebruik van groeperingsvormen waar de andere kinderen zelfstandig aan het werk gezet worden zoveel mogelijk aan zorg worden gedaan. Uiteraard zijn we ons ervan bewust dat dit niet bij elke activiteit kan gebeuren.
In de lagere school opteert men om de zwakken zoveel mogelijk te helpen in de les. Het is belangrijk om herhalingsmomenten in te lassen en verschillende groeperingsvormen toe te passen ( contractwerk, zelfstandig werken in groepen, … ) die het de leerkracht mogelijk maken om extra aandacht te besteden aan de zwakkere leerlingen.
Er werd afgesproken om speeltijden niet te gebruiken om remediërend te gaan werken met kinderen. Ieder kind heeft trouwens recht op tijd om te spelen.

We mogen echter de sterke leerlingen niet vergeten. Ook aan hen moet extra zorg besteed worden. Voor leerlingen die snel werken, moet er een uitdagende opdracht voorzien worden.

De zorgpiramide: acties binnen de verschillende fases

Zeer belangrijke fase waarin de meeste leerlingen zich bevinden.
De klastitularis is de belangrijkste spilfiguur, ze houdt de controle, differentieert, observeert en stuurt bij waar nodig binnen de eerstelijnszorg.

Binnen de fase van goede basiszorg verstaan we het goed kwaliteitsvol lesgeven.
Dit wordt bereikt door leerkrachten op regelmatige basis bij te scholen en het lesgeven via klasbezoeken en informele contacten op te volgen.

Van leerkrachten wordt immers verwacht binnen de klasgroep te differentiëren naar tempo, moeilijkheidsgraad en inhoud met oog voor elke leerling. Binnen de methode taal en rekenen is dit voorzien.

Binnen deze fase is er extra aandacht voor de zorgkinderen, de leerlingen met specifieke noden.

Op klasniveau vinden we een aantal acties terug zoals het werken met Sprint, het organiseren van contractwerk en hoekenwerk met het oog op het remediëren van leerachterstand.

Op schoolniveau bestaat er binnen deze fase ook de mogelijkheid dat leerlingen individueel of in kleine groepjes door de SES-leerkracht worden ondersteund.
Tijdens deze interventies kan er zowel op vlak van rekenen als taal worden geremedieerd.
Alle klassen hebben een vast lessenrooster waarin deze momenten van extra zorg zijn vastgelegd.
De klasleerkracht overlegt met de SES – leerkracht mondeling over de inhouden van de begeleiding.
De klasleerkracht blijft eerstelijns verantwoordelijke wat betreft de zorgwerking in de klas, zowel klas – intern als extern is er binnen deze fase aandacht voor de zorgkinderen.
Voor elke leerling die binnen de extra zorg wordt opgenomen maakt de SES – leerkracht een begeleidingsfiche, deze wordt na overleg met zorgcoördinator en directie iedere week aan de betrokken klasleerkracht bezorgd.
De begeleidingsfiches worden in de leerlingendossiers bijgehouden.
Per twee maanden wordt er met alle SES – leerkrachten een evaluatiemoment gepland betreffende de werking, afspraken, …

Binnen deze fase ligt de verantwoordelijkheid bij het CLB.
Samen met de school worden verdere afspraken naar begeleiding en aanpak besproken en dit volgens de procedure van handelingsgerichte diagnostiek. Concreet betekent dit dat zij informatie verzamelen, een intakegesprek met ouders organiseert, een strategie bepaalt, eventueel verder onderzoek doet en hierna een haalbaar advies formuleert of informatie verstrekt.
In deze fase kunnen er o.a.na attestering ( dyslexie, dyscalculie,… ) sticordi – maatregelen worden afgesproken.
Deze maatregelen worden steeds specifiek en op maat van de leerling besproken.
Het vastleggen van deze maatregelen gebeurt steeds in overleg met alle partijen ( school – ouders – CLB ) en worden bestendigd in een contract dat door de verschillende partijen worden ondertekend.

In het schooljaar 2018-2019 werd in overleg met het CLB afgesproken om elke maand een zorgoverleg te organiseren. Hierbij is de directeur, de zorgcoördinator en het CLB aanwezig. Leerkrachten melden leerlingen via Broekx aan. Deze worden vervolgens besproken. Info wordt nadien door de zorgcoördinator teruggekoppeld.
Hierdoor vielen de gesprekken met de leerkrachten waarbij ‘elke’ leerling werd besproken weg.

Op vraag van de leerkrachten werd dit systeem herbekeken:

Voor het schooljaar 2019-2020 zal er gewerkt worden met pré-MDO’s. Tijdens deze bespreking zal de beleidsondersteuner lagere school of beleidsondersteuner kleuterschool samen met de SES-leerkracht en de titularis uitvoerig horen naar de zorgen van de leerkrachten. Tijdens dit gesprek zal er samen bekeken worden welke zaken er zelf kunnen opgenomen worden.
Er gebeurt als het ware een filtering van de aangebrachte cases.

De zaken waar advies dient gevraagd te worden aan het zorgteam ( CLB-directeur-zorgcoördinator ) zullen zij vervolgens meenemen naar het zorgoverleg. Nadien volgt feedback via de zorgcoördiator.

Multi Disciplinair Overleg (MDO)

In het schooljaar 2018-2019 werd in overleg met het CLB afgesproken om elke maand een zorgoverleg te organiseren. Hierbij is de directeur, de zorgcoördinator en het CLB aanwezig. Leerkrachten melden leerlingen via Broekx aan. Deze worden vervolgens besproken. Info wordt nadien door de zorgcoördinator teruggekoppeld.
Hierdoor vielen de gesprekken met de leerkrachten waarbij ‘elke’ leerling werd besproken weg.

Op vraag van de leerkrachten werd dit systeem herbekeken:

Voor het schooljaar 2019-2020 zal er gewerkt worden met pré-MDO’s. Tijdens deze bespreking zal de beleidsondersteuner lagere school of beleidsondersteuner kleuterschool samen met de SES-leerkracht en de titularis uitvoerig horen naar de zorgen van de leerkrachten. Tijdens dit gesprek zal er samen bekeken worden welke zaken er zelf kunnen opgenomen worden.
Er gebeurt als het ware een filtering van de aangebrachte cases.

De zaken waar advies dient gevraagd te worden aan het zorgteam ( CLB-directeur-zorgcoördinator ) zullen zij vervolgens meenemen naar het zorgoverleg. Nadien volgt feedback via de zorgcoördiator.

Huistaakbegeleiding

Op het zorgoverleg wordt beslist welke hulpverleners kunnen worden ingeschakeld. Maximum 3 kinderen kunnen na goedkeuring van ouders doorverwezen worden naar de huistaakbegeleiding georganiseerd door het OCMW.
De zorgcoördinator evalueert of de aanvraag terecht is.

Opstarten van een zorgbibliotheek

In de zorgbib van de school kunnen de leerkrachten boeken uitlenen die hulp kunnen bieden bij het zoeken naar een oplossing voor een probleem of om zich te verdiepen in de zorg voor de kinderen.
De zorgcoördinator zorgt voor een goede werking van de zorgbib en brengt de leerkrachten op de hoogte wanneer nieuwe werken werden aangekocht.
Ook de leerkrachten zelf kunnen suggesties geven aan de zorgcoördinator om werken aan te kopen. De zorgcoördinator pleegt hierover overleg met de directeur.

Werkwijze van de zorgbib

– de leerkracht noteert zijn naam, titel van het boek en de datum op een vooraf opgesteld document
– de leerkracht mag het boek één week houden
– eventueel kan de periode verlengd worden
– bij het inleveren wordt er een kruisje geplaatst

Het leerlingvolgsysteem

De kleuterschool

Onze kleuterschool volgt de ontwikkeling van ieder kind op. Als de school bij jouw kind een probleem vermoedt, zal ze dat met jou bespreken. Je kunt natuurlijk ook zelf de leerkracht aanspreken als je je zorgen maakt.
Om je kind te volgen hanteert de school een digitaal leerlingvolgsysteem.
Dit is één van de methoden waarmee een kleuterschool de ontwikkeling van een kind stap voor stap kan bijhouden. Een goed systeem houdt rekening met de ervaring van de kleuter (hoe hij zich voelt en in welke mate hij betrokken is bij het aanbod,…) en met wat het kind kan (welke stappen in de ontwikkeling het reeds bereikt heeft). Het nuttige van een volgsysteem is dat het naast regelmatige observatie en evaluatie van de kleuter, de klasleerkracht ook mogelijkheden aanreikt om de aanpak aan te passen aan de behoeften van de kleuter.
Onze school werkt met een digitaal leerlingvolgsysteem in samenwerking met Broekx, een webtoepassing speciaal ontwikkeld voor scholen.

Dit leerlingvolgsysteem wordt enkel voor kleuters met een probleemstelling minstens 2x per schooljaar ingevuld door de klasleerkracht (november en maart) en bij elke aanmelding of rapportering van een probleem.
Telkens er een rapportering of aanmelding gebeurd wordt door het digitaal systeem de zorgcoördinator op de hoogte gebracht.

Deze toepassing volgt de kleuter doorheen de kleuterschool, later stroomt dit door naar de lagere school.

Om het schooltaalbegrip van de kinderen te screenen maken we gebruik van Salto. In de loop van de maand september wordt deze test afgenomen bij de kinderen van het eerste leerjaar. Deze toets geeft aan of kinderen voldoende taalvaardig zijn om in het eerste leerjaar vlot tot leren te komen. De afname en niveaubepaling gebeurt door het zorgteam.

De lagere school

Hier wordt gebruik gemaakt van toetsen, foutenanalyses, examens, observaties,..

-> LVS in de lagere school

Als LVS kozen wij voor het LVS van VCLB, de Vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding uitgegeven door Garant. Binnen dit LVS testen we de leerlingen voor wiskunde.
Het LVS-VCLB is een model met drie opeenvolgende fasen of stappen.

In de eerste fase (Volgen en signaleren) gaat het om het continu volgen van alle leerlingen gedurende een langere onderwijsperiode. (bv. Van begin eerste tot einde zesde leerjaar van de lagere school) en om het periodiek signaleren van leerlingen die speciale onderwijsaandacht verdienen.

De gebruikte toetsen inspireren zich inhoudelijk op de nieuw uitgeschreven leerplannen en zijn genormeerd of geijkt op grote en representatieve groepen Vlaamse leerlingen voor wie deze leerplannen gelden.

In de tweede LVS fase (Analyse) worden de gesignaleerde leerlingen van nabij bekeken. Hierbij wordt een grondige analyse gemaakt door de zorgleerkrachten.

In een derde fase (Handelen) wordt ingegaan op de concrete vormen van hulp die passen bij elk van de omschreven problemen. De klastitularis en de leerkracht ZVB zien meteen hoe het verder moet met een leerling die ze willen ondersteunen. Wanneer problemen niet binnen de klasgroep kunnen opgelost worden, kan de hulp ingeroepen worden van één van de zorgleerkrachten.

De testen horend bij het LVS worden afgenomen door de zorgleerkrachten. Dit vooral om er voor te zorgen dat de toetsen volgens op een objectieve en gestandaardiseerde manier afgenomen. De toetsen worden niet vooraf voorbereid.

Er wordt geopteerd voor 2 klassikale toetsen per schooljaar en per leerjaar.
In het begin van het schooljaar (september) bestaat de afname uit:

  • afname van toets voorbereidend rekenen in het eerste leerjaar
  • afname van toets automatisatie van in het 2de tot 6de leerjaar

In het midden van het schooljaar (februari) bestaat de afname enkel uit het automatisatie gedeelte.
Op vraag van de leerkrachten of na overleg in het MDO kan het algemene gedeelte van een aantal leerlingen afgenomen worden.

Voor het bepalen van het niveau wat technische leesvaardigheid betreft maken we gebruik van de AVI procedure. Na de overgangsperiode waarbij we van de oude naar de nieuwe AVI procedure zijn overgegaan, opteren we voor twee afnamen per schooljaar voor de klassen van het tweede tot en met het zesde leerjaar (begin en midden schooljaar). Een uitzondering maken we voor het eerste leerjaar (midden en einde schooljaar).
De resultaten stellen ons in staat om de ontwikkeling van onze leerlingen op gebied van de technische leesvaardigheid over de leerjaren heen op te volgen. Mede op basis van deze toetsresultaten kunnen we het onderwijs op klas – en op schoolniveau volgen, evalueren en zo nagaan of onze school beantwoordt aan de doelstellingen die we nastreven.
Na bepaling van de resultaten biedt het ons de kans om leerlingen op hun maat en op hun leesvaardigheid te gaan begeleiden.

-> Spelling

Taalmethode Tijd voor Taal

Controledictee
De controledictees zijn genormeerde spellingstoetsen. De normering laat toe om de beheersingszones (A-B-C-D-E) en de percentielen te berekenen.
Na het ingeven van de scores van de leerlingen en op basis van de foutenanalyse krijgt de leerkracht een duidelijk beeld van welke leerlingen al dan niet de richtnorm halen. Zo ziet hij of zij ook meteen welke kinderen extra ondersteuning nodig hebben.
Op basis van de registratie van de foutenanalyse wordt automatisch op maat van elk kind een remediëringsvoorstel gemaakt.

  • per kind wordt een takenlijst klaargemaakt met de te maken oefenkaarten
  • per kind kan een oefenbundel op maat afgeprint worden met te maken
    oefeningen
  • per kind worden oefeningen op maat klaargezet op bingel. De gemaakte
    oefeningen worden automatisch verbeterd en de leerkracht ontvangt de
    resultaten en feedback over de gemaakte oefeningen.

-> OVSG – toetsen in het zesde leerjaar

De OVSG-toets steunt op de OVSG-leerplannen voor het lager onderwijs. De vragen van de toets bevatten verwijzingen naar de leerplannen, maar ook de eindtermen waarop ze betrekking hebben. De toets vindt plaats op het einde van het zesde leerjaar.
Begin september worden de resultaten met het leerkrachtenteam besproken. Uit de analyse volgen gerichte actiepunten.

-> Paralleltoetsen

Elk schooljaar worden voor een aantal vakonderdelen de paralleltoetsen afgenomen. Aan de hand van het feedbackrapport tracht de school zich een beeld te vormen over de sterkte / zwakte van een vakonderdeel.
Ook deze resultaten worden op de eerste personeelsvergadering besproken.

-> Schooleigen examens / toetsen

De school maakt ook gebruik van schooleigen examens en toetsen. In het zesde leerjaar worden in juni de OVSG toetsen afgenomen, aangevuld met enkele paralleltoetsen.

-> Salto

Deze taaltoets wordt bij het begin van het schooljaar afgenomen bij alle kinderen die voor het eerst de lagere school aanvangen (1ste leerjaar)

het leerlingdossier / volgfiche

Elke leerling beschikt over een dossier dat wordt bijgehouden. In deze volgfiche worden de volgende zaken bijgehouden:

  • gegevens van de leerling
  • interventies
  • afspraken
  • maatregelen

Via het systeem Broekx heeft de leerkracht enkel zicht op de dossiers van zijn leerlingen. De directeur, zorgcoördinator en beleidsondersteuners hebben toegang tot de dossiers van alle kinderen.

klasoverschrijdend werken

Indien uit het MDO blijkt dat bepaalde onderwijslijnen niet geautomatiseerd zijn terwijl dit verondersteld wordt vanuit de leerplannen, kunnen er niveaugroepen opgestart worden.
Deze niveaugroepen kunnen klasoverschrijdend georganiseerd worden per graad.

differentiatie in het curriculum

Na overleg met CLB, titularis, zorgcoördinator, ouders en directeur kan besloten worden dat een leerling voor een bepaald vak de lessen kan volgen in een lagere of hogere klas.

Gelijke onderwijskansenbeleid


De SES-lestijden worden toegekend op basis van enerzijds anderstaligheid en anderzijds armoede-indicatoren. De school brengt per onderwijsniveau de leerlingenkenmerken in beeld. Zo stelt de school vast in welke mate zij hun beleid moeten richten op meertaligheid of kansarmoede of een combinatie van beide.

Een beleid gericht op het omgaan met meertaligheid focust zich onder meer op taal in de klas, taal op school en taal als communicatie.
Bij kansarmoede spelen heel wat factoren een rol: de thuissituatie, de opleiding van de ouders, de onderwijsgerichtheid van de ouders, het cultureel kapitaal (taalgebruik, sociale-vaardigheden, vrijetijdsbesteding, opvattingen en aspiraties, levensstijl, consumptiepatronen, taalvaardigheid) … al die factoren vragen om een gerichte aanpak. Te denken aan het onthaal van leerlingen en ouders, de klaspraktijk, de communicatie met ouders …
Een geïntegreerd beleid…

De keuzes gemaakt binnen het zorgbeleid en het gelijke onderwijskansen beleid worden op een geïntegreerde en planmatige wijze gerealiseerd (op school-, leraren- en leerlingenniveau).

(Zie ook: Visietekst leerlingenbegeleiding, Uitgangspunten voor een geïntegreerd zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid, Stappenplan voor een geïntegreerd zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid)

Er zijn drie SES-leerkrachten die klasintern / klasextern werken. De focus ligt op taal en kinderen uit een kansarm milieu, maar wanneer nodig kunnen zij hiervan ook afwijken.

Juf Wendy ondersteunt de doelgroep in de kleuterschool en is verantwoordelijk voor het project verteltassen.
Juf Dominique ondersteunt de SES-werking in de eerste en tweede graad, juf Lisse neemt dit op in de derde graad.
Meester Marc biedt extra ondersteuning in het eerste leerjaar.

In onderstaand taalbeleidsplan zijn de acties terug te vinden op school-,klas- en leerlingenniveau.

Jaarlijks kan de invulling van de SES-lestijden herbekeken worden. De inrichtende macht neemt in samenspraak met directie en na advies van de schoolraad hierin een beslissing.

Voorzieningen in het gewoon onderwijs voor leerlingen met een handicap of die leerbedreigd zijn, inclusief de samenwerkingsvormen met andere scholen van gewoon en/of buitengwoon onderwijs.


Materiële toegankelijkheid:

  • De schoolgebouwen kunnen voor leerlingen met een handicap toegankelijk gemaakt worden mits noodzakelijke haalbare aanpassingswerken.
  • De meeste lokalen bevinden zich op de gelijkvloers.
  • Speelplaats B biedt een (verplaatsbare) toegang voor rolstoelen.

Pedagogische toegangkelijkheid:

  • De school zorgt voor overdrachtgegevens van de leerlingen en een leerlingvolgsysteem.
  • Elke klasleerkracht zorgt voor differentiatiemogelijkheden en aangepast contract – en hoekenwerk.
    Binnen de verhoogde zorg kunnen leerlingen, die in het bezit zijn van een attest of verslag, gebruik maken van maatregelen op maat.
  • Om het onderwijs aan leerlingen met een handicap te optimaliseren, is communicatie belangrijk. Overleg met externe partners (logo, ergo, revalidatiecentra, GON,…) op regelmatige basis is belangrijk.
  • De school zal ook aandacht besteden aan eventuele professionalisering om meer inzicht te krijgen op een bepaalde problematiek.

Samenwerken met externen:

  • CLB – VGC
  • BUBAO Mariadal Hoegaarden (Type Basisaanbod, Type 9)
  • BUBAO Ten Desselaer (Type 3, Type 9)
  • BUBAO Koninklijk Instituut Woluwe (Type 7, Type 9)
  • BUBOA Windekind (Type Basisaanbod, Type 4)
  • BUBAO Ganspoel (Type 6)
  • Verschillende logopedisten regio Hoegaarden – Tienen
  • Verschillende groepspraktijken (Kinderpsychiater,…) regio Tienen – Leuven
  • Revalidatiecentra DAT – Levensvreugde Lovenjoel
  • GHB – Afdeling MUCLA / COS / Ziekenhuisschool (Type 5)